Robots beginnen te lachen (en het jaagt ons de stuipen op het lijf)
Voor mensen is het gemakkelijk emoties te uiten en te lezen. Maar voor robots is dat een stuk lastiger. Dat wordt wel belangrijker, omdat ze vaker ingezet gaan worden aan bedden en in de dienstverlening. En als ze net even verkeerd reageren, dan komen die dingen behoorlijk griezelig over, helaas. Maar er wordt aan gewerkt.
Wat is precies het belang van robots die met emoties kunnen omgaan? Omdat we ze inzetten voor hulpsituaties, is het handig dat zo’n robot weet wat die moet doen op basis van een gegeven emotie. Zo hoeft een robot dus niet eerst te vragen wat er aan de hand is en of iemand ergens hulp bij nodig heeft; dat gebeurt dan gewoon.
Robots lezen onze emoties
Bovendien is het handig dat robots zelf ook (een aantal) emoties kunnen weergeven. Mensen zijn namelijk zelf geprogrammeerd om ergens emotie in te zien. En als zo’n robot dan op eenzelfde niveau als een mens communiceert, verloopt de interactie veel beter. Maar dat vergt wel heel veel programmeerwerk en onderzoek.
Het belang hierachter is dat mensen dan ook iets kunnen aannemen van robots. Denk dan bijvoorbeeld aan het innemen van medicijnen. Hier schuilt wel een probleem achter. De psychologie heeft nog niet alle menselijke emoties doorgrond, dus is het nog maar de vraag of we ze kunnen versimpelen voor een robot.
Uncanny valley
Voor het zover is moeten onderzoekers en wetenschappers nog veel werk verrichten. Eén van de problemen die opgelost moet worden is de uncanny valley. Mensen zijn vaak oké met schattige robots (zoals Wall-E) en robots die levensecht zijn (zoals in sci-fi-films). Alles daar tussenin valt onder de eerdergenoemde vallei.
Dat is een plek waar robots niet echt robotachtig en ook niet echt menselijk zijn. Datzelfde gevoel kan je bekruipen wanneer je door een waxmuseum loopt en tegen al die (bekende) gezichten aankijkt. Daarom proberen onderzoekers hun robots vooralsnog wat schattiger (en robotachtiger) te maken dan wellicht nodig.